Echt gebeurd: in 1897 neemt de ontdekkingsreiziger Robert Peary een groep Groenlanders mee naar New York. Hij wil de mannen, vrouwen en kinderen door geleerden laten onderzoeken.
Binnen korte tijd sterven ze bijna allemaal aan tuberculose. Alleen de jonge Minik (foto rechts) blijft in leven
Hij is erg eenzaam. De man die voor hem zorgt werkt in het Museum voor Natuurlijke Geschiedenis.
Deze man is ook degene die de botten van de dode Groenlanders bleekt, en ze in het museum neerzet.
Als de jongen ontdekt dat wat er met de botten van zijn gestorven vader is gebeurd, wil hij die per se terug.
Het museum doet net of ze de beenderen begraven, maar in werkelijkheid stellen ze de geraamtes weer ten toon
Minik geeft niet op. Het is vreselijk, maar het lukt hem nooit om de botten van zijn vader in handen te krijgen.
In 1918 sterft de jongen aan griep.
Pas in 1993 brengt het museum de botten terug naar Groenland om ze daar te laten begraven.